Does size matter?

Dit project is een samenwerkingen tussen Sam en mij. Wij koppelden de werken waar we een analyse over hebben geschreven aan elkaar en aan andere kunstwerken. We ontdekten dat we onbewust voor hele grote schilderijen en beelden kozen. Aangezien wij nu alles digitaal op een klein schermpje bekijken (vanwege corona), kunnen we het besef van formaat snel verliezen. Daarom maakten we dit filmpje waarin verhoudingen duidelijk worden tussen jou, je laptop, kunst en andere objecten.

Analyse

Slave City

Een stad die 100 procent duurzaam is. Dat klinkt ideaal, maar zo’n utopie kan ook omslaan in een dystopie als je Slave City van kunstenaar Joep van Lieshout eens bekijkt. Hij heeft deze stad tot in detail zo efficiënt mogelijk ontworpen. Dit gaat zelfs zover dat ook de mensen die in deze stad wonen en werken gerecycled worden, bijvoorbeeld door kannibalisme. 

Joep van Lieshout is geboren in 1963 in Ravenstein (Noord-Brabant) en heeft aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam gestudeerd. In 1995 richt hij Atelier Van Lieshout (AVL) op, waarin ongeveer 20 kunstenaars vrij werk en opdrachten maken. In 2001 richt hij AVL-Ville op. Dit is een vrijstaat in de Rotterdamse haven, zo duurzaam als mogelijk. Er is een eigen economie en restaurants, en de inwoners verbouwen en slachten hun eigen voedsel. Ook maken ze hun eigen medicijnen en stoken alcohol. Daarnaast hebben ze ook een eigen grondwet en munteenheid. Deze is gebaseerd op de waarde van een biertje in plaats van op goud. Ze maken ook hun eigen wapens. Hiermee is de Nederlandse Staat uiteraard niet zo blij, net als met de composttoiletten in de vrijstaat. Deze zijn ontzettend milieuvriendelijk, maar voldoen dan weer niet aan de Nederlandse regels over sanitaire voorzieningen. Mede door deze zaken heeft AVL-Ville maar één jaar bestaan. 

Het ideeëngoed van een zelfvoorzienende, milieuvriendelijke staat zie je linea recta terug in Slave City. Joep van Lieshout werkt hieraan van 2005 tot 2010. Hij berekent dat de stad 200.000 inwoners met een winstpotentieel van 7.8 miljard euro aankan. Om zo effectief mogelijk te functioneren, kent de stad strikte regels voor iedereen en is er weinig ruimte voor persoonlijke vrijheid. De inwoners worden niet betaald en zijn dus eigenlijk slaven. De dag van de slaven wordt verdeelt in zeven uur harde handenarbeid, zeven uur callcenter werk en zeven uur slaap. In de overige drie uur wordt gegeten en zijn bezoeken aan bordelen en andere voorzieningen mogelijk: zo blijft de motivatie om te werken hoog. Als de slaven niet meer in staat zijn om optimaal te functioneren, worden ze keurig ‘gerecycled’: geslacht om als voedsel voor de overige slaven te dienen. De resten worden verwerkt, net als hun uitwerpselen overigens, tot biogas om elektriciteit mee op te wekken.

Het bedrijfsplan van Slave City is gebaseerd op een stuk land van zestig vierkante kilometer. Je zou het moeten zien als een franchise, een concept dat gekopieerd en op meerdere plekken gebouwd kan worden. 

Voor Slave City maakt Joep van Lieshout een heleboel verschillende werken, die samen een gehele expositieruimte kunnen vullen. Deze variëren van gebeeldhouwde sculpturen en maquettes tot tekeningen. Hij denkt alles tot in detail uit, zijn berekeningen maakt hij in uitgebreide Excel bestanden. Al dit werk samen vormt de gigantische installatie Slave City.

Eén van de werken uit Slave City is de Mall of Babel, het winkelcentrum. Het is gemaakt in 2008 en heeft, net als veel werk van Van  Lieshout, een zeer organische vorm. Hij verklaart dat dit voor een winkelcentrum erg toepasselijk is, omdat je, als je gaat winkelen, eigenlijk consumeert en geconsumeerd wordt. Hij noemt het winkelcentrum ook wel ‘het paleis der consumptie’. De aderen, de ‘levenslijnen’ van het orgaan, zijn de liften. Het is een groot sculptuur, naar schatting zeker twee meter hoog. Het bestaat uit een geraamte met daaroverheen een witgeschilderde ‘huid’ met aderen erop. Er zijn stukken uitgeslagen die rondom het sculptuur op de grond liggen. Het is eigenlijk een maquette van een winkelcentrum met maar liefst 26 verdiepingen die altijd, 24 uur per dag, 7 dagen per week, open zijn. Er zijn bars, nachtclubs, bordelen, casino’s, spa’s, maar ook kledingwinkels, supermarkten en vechtclubs. Ook zijn er kappers, apotheken… eigenlijk alles wat je nodig hebt (en meer). De slaven van Slave City kunnen dus bijvoorbeeld in dit winkelcentrum hun drie uur vrije tijd besteden. Hoe hoger de rang van de slaaf, des te meer privileges deze krijgt. Bijvoorbeeld luxere bordeel opties. Op de site van AVL heet het winkelcentrum ook wel: ‘The Mall: the shopping city, just to kill time’.

Slave City is natuurlijk absurd, en als bezoeker verwacht je niet dat dit concept ooit gerealiseerd zal worden. Toch komen er vrij snel associaties op met gebeurtenissen uit het verleden waar wel degelijk efficiënte productie en winst boven humaniteit werden gesteld: slavenschepen en concentratiekampen. Ook hierin werd berekend hoe efficiënt mogelijk er mensen geselecteerd of aan het werk gezet konden worden. Mensen werden hier niet meer gezien als mens, maar als een vervangbaar product. In sommige concentratiekampen uit de Tweede Wereldoorlog waren er zelfs bordelen aanwezig voor gevangenen met extra privileges. 

Maar de concepten die Slave City hanteert, kan je ook in het heden plaatsen. In de huidige zuivel- en vleesindustrie, behandelt men levende wezens als vervangbare machines. Ook zijn er ontzettend veel mensen in deze wereld die keihard werken, onder slechte omstandigheden met een minimaal loon, louter voor de winst van gigantische bedrijven. Op dit moment, in maart 2020 ten tijde van COVID-19, beginnen wij allemaal te ervaren wat het is om ons te houden aan strikte leefregels van de overheid. Op de ene plek met meer gevolgen dan de ander, waardoor men moet kiezen welke patiënt wordt behandeld: degene met de grootste kans op overleving, degene die hierna nog de grootste bijdrage kan leveren aan de samenleving?

Dus ondanks de op het eerste gezicht bizarre ideeën van Joep van Lieshout, lijkt zijn Slave City toch akelig veel op de echte wereld waarin wij leven.

Afke Mudde